lag midden op het terrein van de stallen. Als je door de dienstingang naar binnen ging en dan meteen links kwam je op het terrein van de stallen. Midden op dit grote terrein lag een stenen hokje van ongeveer 8 x 6 meter. Als je door de voordeur binnenkwam was het verdeeld in twee kamers. In de linkse kamer lagen allerlei gereedschappen als bijlen, touwen en zagen. In de rechtse afdeling stond een groot hakblok en daar konden ook de dode koeien en zo hangen.
Links naast de voordeur was een kleine verhoging met 2 luiken waaronder een kelder was. In de kelder was geen licht en het was dus razend spannend om die kelder te verkennen. Hij was buiten gebruik en werd voorheen door Burgers gebruikt om ijsstaven in op te slaan.
Ook de kisten met vis (wijting) werden in de vleesafdeling bewaard en stonden gewoon zonder koeling te wachten op consumptie door de zeeleeuwen. Er was maar een keer per week aanvoer en soms duurde dat veel langer. De lucht van vis, vlees en mest vormde een overweldigende combinatie en vergeet je van je leven niet.
Het slachthuis
lag aan de Enschotsestraat. Voor de roofdieren was vlees belangrijk voedsel. Het mocht gerust voor menselijke consumptie afgekeurd zijn. De dieren eten in de natuur ook kadavers van door ouderdom of ziekte overleden dieren. Het vlees ophalen op het slachthuis was niet ieders lievelingsklusje. De berenwagen was van binnen uitgetimmerd zodat de blikken buitenkant van de carrosserie niet van binnenuit gedeukt werd door de zware vleestonnen. Drie grote vijftig liter drums erin (leeg) en voor 12 op het slachthuis want 's middags was er niets meer te halen dan werd daar alles gepoetst.
|
Op het slachthuis aangekomen, de poort binnenrijden en dan langs het pleintje naar rechts en dan meteen linksaf. Daar werd de weg verstopt door lossende veewagens. Niet uitstappen! Er was een altijd een of andere dolle koe of varken losgebroken die de zaak op stelten zette. Aan de linkse kant was de slachtplaats en rechts de wachtstallen.
Als er dan eindelijk doorgereden kon worden naar de wasafdeling waar de pensen gespoeld werden zat de Berenwagen al goed onder de opspetterende stront. Bij de pensenspoelerij stonden de tonnen waar de longen, pensen en afgekeurde levers inzaten. Soms waren die nog leeg en moest je met een 'schuiftientje' naar de slachthal zodat er toch nog wat afgekeurd vlees in kwam.
De slachthaak, die altijd ergens in de bus rondslingerde, was hard nodig om alle slachtafval van de slachthuistonnen over te laden. Zwaar en vuil werk. Alles zat altijd onder het bloed en stinkende troep! Ook de kleding. Het lossen op het park was zo mogelijk nog erger. Als er niemand was om te helpen met de zware tonnen moesten ze nog een keer overgeladen worden en dan de auto schrobben en schoonspuiten. Een 'bikkel' karwei om de betimmering schoon te krijgen. De berenbus stonk dus altijd want de betimmering nam goed vocht op! Als onderweg een ton was omgevallen was het feest!
|